Patrick Demoucelle, 26 augustus 2023

 

Stel je voor dat je echt droomt…

Je bent aan boord van een supersnelle zeilboot op de open oceaan. Het is een raceboot. Er zijn een heleboel andere soortgelijke boten om je heen. Het lijkt wel een wedstrijd. Jij bent een van de eersten. Je scheert over de golven. Surfen. Onverslaanbaar. Zelfverzekerd. Geluk en adrenaline. Je droomt echt.

Plotseling hoor je een raar geluid. Je kijkt omhoog en ziet een scheur in het grootzeil. De scheur wordt breder. Je probeert onder de wind te zeilen en de scheur blijft even groot. Zodra je het zeil aan de wind hijst, wordt de scheur groter. Je hebt geen andere keuze dan te vertragen en het zeil te repareren. Je kan geen materiaal vinden om het zeil weer vast te naaien. Met een bezwaard hart overweeg je om de race op te geven en je tempo te halveren.

Je ziet dat het hele peloton je één voor één inhaalt. Sommigen juichen je toe, anderen grijnzen, de meesten negeren je. En over vijf minuten zullen ze niet eens meer aan je denken. Is dit echt dromen?

Terwijl je zeil steeds verder scheurt en je nog steeds tevergeefs op zoek bent naar reparatiemateriaal, raakt je voet verstrikt in een touw, struikel je, en val je in het water met je voet vast in het touw. Nu word je door je eigen boot door het water gesleurd. Met een ongelooflijke krachtsinspanning lukt het je om je om te draaien en naar voren te kijken. Je zwemt terug naar je boot. Er is niemand om je te helpen: ze hebben je allemaal ingehaald. Het kost je meer dan een uur om je hand op de reling te krijgen. Dan, na een dozijn vergeefse pogingen, lukt het je eindelijk om jezelf aan boord te hijsen. Je zegt tegen jezelf “Het is me gelukt… ik ben veilig en wel”.

En dan… word je wakker (en ja, het was echt een droom).

Dat is me echt overkomen. Op dat moment in de droom werd ik wakker. ‘s Nachts, in een donkere kamer. Met het felle licht van de eerste hulp. Ik ben blijkbaar in een ziekenhuiskamer. Ik lig vast in een bed, slecht gekleed, mijn lichaam scheef. Het kost me een paar minuten om erachter te komen waar ik ben. De hevige pijn in mijn buik was een veeg teken. Ik lig twee dagen in het ziekenhuis voor een operatie. Via het infuus in mijn linkerhand krijg ik mijn vierde dosis pijnstillers voor de nacht. Mijn bloeddruk was gestegen tot 18-11, terwijl ik altijd 11-6 was. Na twee dagen van (afschuwelijke) buikoperaties (slagerij) van buitenaf, verdubbeld door een ongevraagde endoscopie van binnenuit, en andere medische trivialiteiten, die voor een patiënt in bed helemaal niet triviaal zijn, komt de professor-dokter bij me langs en vertelt me dat alles goed is gegaan.

De boot is mijn lichaam, mijn leven. Zeilen is mijn talent, mijn vaardigheden. De scheur is mijn Parkinson. De apparatuur om het te repareren (die ik niet kan vinden) is een geneesmiddel voor de ziekte (die we niet kunnen vinden). Het touw dat me doet vallen is mijn liesbreuk. En weer aan boord komen betekent twee dagen ziekenhuis. Echt dromen. Maar hier is dromen echt.

Dus ik dacht dat ik het laatste woord over de echte droom aan de dokter zou overlaten:

“Twee weken herstel en je kan je normale leven weer oppakken. “

Omdat het zeil zichzelf repareerde?

Correctie: over veertien dagen heb ik mijn leven weer zoals het was voordat ik overboord viel. Een leven in slow motion, met verscheurde talenten, bijgehaald en vervolgens ingehaald door anderen, zonder hun hulp en zonder genezing, zonder de apparatuur om de boot van mijn dromen te repareren, en zonder het medicijn om de boot van mijn leven te genezen.

Mijn afsluitende woorden zijn harder dan die van de dokter: al 18 jaar is mijn leven niet normaal, en ik droom ervan om weer normaal te worden. Om echt te dromen. Ik ben vast van plan om door te gaan, en om te blijven dromen.

“Ik heb geen controle over mijn lichaam. Maar ik heb wel controle over mijn dromen”.